Didactiek in de brede brugklas
In de brede brugklas, mavo/havo/vwo, is de docent erg concreet en duidelijk in de lesdoelen. De stof wordt veel herhaald en er worden voorbeelden gegeven bij de stof. De docent heeft een didactisch coachende rol. Alle niveaus moeten in de les tot hun recht komen, onder andere in gedifferentieerde opdrachten. Hoe een leerling werkt moet goed door de docent in de gaten gehouden worden, huiswerk wordt gemonitord, waardoor in het begin van het jaar niet te veel toetsen gegeven worden. De docent legt het nut van de te leren stof uit. We werken vanuit leerdoelen, net zoals in de andere klassen. De docent werkt met een korte instructie en koppelt voorkennis aan de te leren stof. Aan de leerlingen die meer dan een korte instructie nodig hebben, wordt een verlengde instructie aangeboden. Hierin worden de stappen die tot het succesvol afronden van de opdracht leiden uitgebreider uitgelegd. In de les krijgen de leerlingen opties, waardoor zij een route volgen die bij hun niveau past. De docent differentieert dus. Leerlingen krijgen tijdens de les feedback, waardoor zij verder kunnen werken. De docent ziet welk niveau de leerling aankan. Er wordt gereflecteerd op de leerstof en op de inzet. In de lessen en toetsen wordt gedifferentieerd. Dit betekent dat er individuele feedback gegeven wordt en dat er verschillende opdrachten aanwezig zijn, op verschillende niveaus. Er is aandacht voor executieve vaardigheden. Er staat een planner in itslearning.
In het begin van het jaar wordt er in deze klas niet getoetst voor een beoordeling. Wel wordt er feedback gegeven op gemaakte opdrachten, waardoor zowel docent als leerling weten waar de leerling staat. Die feedback krijgt de leerling mondeling of via itslearning. In de toets zit ook een reflectievraag: hoe denkt de leerling dat zij/hij de toets gemaakt heeft en hoe komt dat? Is er genoeg gedaan in de les, aan het huiswerk, et cetera? De docent analyseert de toets die de leerling gemaakt heeft.
Pedagogiek in de brede brugklas, mavo/havo/vwo
In de brede brugklas, mavo/havo/vwo, is de docent erg concreet en duidelijk in het verwoorden van (on)gewenst gedrag. Hierbij is het van belang dat de docent in de pedagogische aanpak aandacht heeft voor het creëren van een veilige werk-, leef- en leeromgeving. Dit kan door vooraf expliciet aandacht te besteden aan de omgangsvormen binnen de klas. Er dient sprake te zijn van een goede balans tussen directief en responsief handelen waarbij directief handelen bij de start van het schooljaar de boventoon voert en responsief handelen meer in de loop van het schooljaar. De motivatietheorie onderscheidt drie basisvoorwaarden voor motivatie: autonomie (zelf beslissen), competentie (vaardig zijn) en sociale verbondenheid (goede relaties hebben). Autonomie en competentie kun je stimuleren door leerlingen zelf keuzes te laten maken binnen duidelijke kaders. Sociale verbondenheid ontstaat zowel door een goede leraar-leerling relatie als door een goede relatie met klasgenoten (waarbij bijvoorbeeld niet gepest wordt). Dit betekent bijvoorbeeld dat de docent enthousiast en betrokken is, hoge verwachtingen heeft en investeert in het contact met de leerlingen (eventueel ook de ouders). Verder moet de sfeer in de les positief, ontspannen en veilig zijn, om onzekerheid te verminderen en het imago van de leerling te beschermen: de les moet een veilige plek zijn waar leerlingen risico’s durven nemen en van foutjes kunnen leren. Cohesie en positieve interactie binnen de groep komen dan goed van pas, evenals het opstellen van normen en regels waar de leerlingen achter staan. Het is belangrijk dat de docent gewenst gedrag voorleeft en consequent is in het handhaven van de afspraken.
Determinatie in de MHV-klas
In het begin van het jaar krijgen de leerlingen in de MHV-klas gerichte feedback op de gemaakte opdrachten (in de les, of huiswerk). Op deze manier weten zowel docent als leerling waar de leerling staat. Die feedback wordt mondeling of via itslearning gegeven. In het begin van het jaar, het eerste semester, wordt er in deze klas niet getoetst voor een beoordeling. Eerst wordt er een feedbacktoets afgenomen of checkt de docent op andere wijze het begrip. De leerling maakt de toets, de docent kijkt hem na en geeft gerichte feedback: waar is er voor de leerling winst te behalen? Aan het eind van de feedbacktoets staan reflectievragen: hoe heeft de leerling de toets gemaakt, denkt hij/zij, en hoe komt dat? Deze check op begrip en feedbacktoetsen maken inzichtelijk of leerlingen op mh of hv presenteren. De feedback wordt in Magister vastgelegd waardoor ouders ook op de hoogte zijn op welk niveau er wordt gepresteerd.
In het tweede semester worden er een aantal toetsen afgenomen waarop een cijferbeoordeling gegeven zal worden. Binnen deze toets zijn er vragen die verschillende leeractiviteiten bevragen (onthouden, begrijpen, integreren en toepassen) en vragen van verschillende complexiteit. Deze toetsen hebben daardoor een hoge voorspellende waarde. Leerlingen ontvangen voor deze toetsen cijfer op MH en HV niveau. Bij de uiteindelijke determinatie kijken we naar de niveaus waarop de leerling de toetsen gemaakt heeft, de cijfers die daaruit zijn gekomen en we kijken naar het gedrag van de leerling, want doorzettingsvermogen is een belangrijke factor voor succes op een hoger niveau. De docentenvergadering beslist uiteindelijk waar de leerling het best op haar/zijn plek is. Factoren die een hoge voorspellende waarde hebben voor doorstromen naar een hoger niveau zijn:
Intuïtieve en rationele beslissingen moeten met elkaar in balans zijn om tot professionele beslissingen, een determinatiebesluit, te komen. Tot een dergelijk besluit kom je niet vanzelf. De eerste stappen om daar te komen zijn het construeren van een helder beeld van de verwachte prestaties en capaciteiten van leerlingen en het inrichten van een daarbij passend proces.